Niets blijft en niets vergaat – dat is de grondgedachte van Ovidius’ imposante gedicht Metamorphosen. De dichter neemt de lezer mee vanaf Chaos tot en met de komst van de grote keizer Augustus. De meest wonderbaarlijke verhalen passeren de revue: over Phaëthon en de zonnewagen, over Narcissus en Echo, Daedalus en Icarus en nog heel veel andere inmiddels beroemde antieke personages. Zijn werk is één lange, betoverende reeks van gedaanteverwisselingen. Zijn laatste jaren sleet Ovidius in Tomi, aan de kust van de Zwarte Zee. Hoewel hij nog hoopte op toestemming naar Rome terug te keren stierf hij in ballingschap in 17 na Chr. ‘Heeft hij toen hij het schreef werkelijk durven hopen dat zijn werk na twintig eeuwen nog gelezen zou worden? De macht van Romeinse goden en keizers is vergaan, het Latijn werd een dode taal, maar Ovidius heeft het laatste woord gekregen, dat laatste woord van de Metamorphoses: vivam. Ik zal blijven leven.’ Imme Dros