Zoals joden richting Jeruzalem bidden en moslims zich keren naar Mekka bij het gebed, zo hebben christenen sinds de tijd van de apostelen gebeden met hun lichaam gekeerd naar het oosten: de plaats waar de zon opgaat. Het oosten is een verwijzing naar Christus die in de christelijke liturgie als de opgaande zon wordt toegezongen en aanbeden. Het gebruik om naar het oosten te bidden heeft veel invloed gehad op de vormgeving van de liturgie. Eeuwenlang stonden de celebrant en het gelovige volk tijdens de viering van de eucharistie gezamenlijk naar de oostzijde van de kerk gekeerd. Ook de ontwikkeling van de kerkenbouw is door de geschiedenis heen beïnvloed door de gebedsrichting: men bouwde veelal langs een oost-westelijke lengteas, waarbij de apsis en het altaar aan de oostzijde gesitueerd werden. Geleidelijk aan is de betekenis van de gebedsrichting in de vergetelheid geraakt. Begin jaren zestig werd op grote schaal een verandering in de eucharistieviering geïntroduceerd, waarbij de celebrant zich achter het altaar opstelde en de gebeden uitsprak gericht naar het volk. Bijna vijftig jaar na die ingrijpende veranderingen is het tijd opnieuw na te denken over de spirituele, liturgische en theologische betekenis van de christelijke gebedsrichting. Daar wil dit boek een bijdrage aan leveren.