De canon wordt niet door commissies opgelegd of door politiekcorrectecultuurpolitici vanaf een preekstoel verordonneerd.Integendeel, de canon zijn wij allemaal: de lezers, schrijvers, docenten,critici, essayisten, literatuurgeschiedschrijvers van alle tijden.Samen debatteren we over literatuur in al haar vormen. En aan datdebat draagt Jos Joosten ook in zijn nieuwe essaybundel Misbaar zijnsteentje bij.Eigenzinnig scheert hij langs de randen van de literatuur. Hij zetvraagtekens bij het werk van canonadepten als Dalrymple, ontkrachthet romantische clichébeeld dat ook wetenschappers koesteren overdichters; bekijkt het vreemde huwelijk tussen literatuurwetenschapen kritiek; volgt de strategische manoeuvres van zulke uiteenlopendefiguren als Ida Gerhardt en Ilja Leonard Pfeijffer en geeft een onverwachtekijk op zogenaamde ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur. Minstens zobetrokken zijn Joostens pleidooien voor het werk van MauriceD’Haese en Robert Vernooy, schrijvers die ten onrechte vergetendreigen te raken.Ook binnen de canon blijkt er voor enthousiaste lezers voldoende tebeleven. We maken kennis met Michel Houellebecq als dichter, zienhoe complex Mustafa Stitou’s op het oog simpele poëzie eigenlijk is,ontdekken dat Reves Frits van Egters geen onaangepaste cynicus ismaar het prototype van een brave burger, en krijgen antwoord op devraag waarom Marcellus Emants’ tragische held Willem Termeer zijnvrouw niet vermoordde.