In de periode voor de introductie van het gaslicht waren dag en nacht twee hele verschillende werelden. De nacht had een eigen levendige cultuur, met eigen rituelen, geuren, geluiden en regels. De mensen betraden een duistere dimensie, vol reële en imaginaire gevaren, die hun de gelegenheid bood te ontsnappen aan de alledaagse werkelijkheid met haar sociale conventies en hiërarchieën. Historicus A. Roger Ekirch deed twintig jaar lang cultuurhistorisch onderzoek naar deze vergeten helft van onze geschiedenis. Hij las dagboeken, kranten, reisverslagen, memoires, brieven, gedichten, toneelstukken en romans, zocht volksverhalen en liedjes en onderzocht wetboeken en politierapporten. Hij laat het koninkrijk van de nacht zien als een aparte wereld, waarin heel andere wetten gelden dan overdag. Een deel van zijn boek wijdt Ekirch aan de nacht als het rijk van de slaap: aan bedrituelen, dromen en nachtmerries.