Het titelgedicht Nerf en flanken is typerend voor de poëzie van Chawwa Wijnberg. Vol passie bezingt ze de liefde, zoekt ze naar passende woorden, stuit ze op de grenzen van de taal en kiest ze vervolgens voor een metafoor die beeld en sfeer puntgaaf beschrijft. het hek ertussen, stonden ze twee paarden bewogen hun zachte warme lippen ze kusten hun nekken zwaans gebogen genegen met dat hek ertussen woordloos bij elkaar Naast pure lyriek is er echter ook ruimte voor juist die onderwerpen die slechts zeer zelden in de poëzie terechtkomen zoals het koken voor de ander of de liefde voor een kleinkind. Dat kan in heldere, niets verhullende taal maar ook met schurende of verrassende woorden. het brieven schrijven / stokt me / als gaten in de keel In gedichten zoals Onderduik en Mam geeft Chawwa Wijnberg op ingetogen en misschien daardoor juist uiterst pijnlijke wijze vorm aan de eeuwigdurende oorlog die haar ten deel viel. Het is het toen en nu waar ze steeds weer op reageren moet. Soms met compassie. Soms ook vol woede. Liever zou ze in een wereld leven zoals die van Aardbeientaal of Appel. Het zijn gedichten vol verfijnde observatie en humor. En liefde, altijd weer de liefde. In de gedichtenreeks voor Boaz weet Chawwa Wijnberg de wereld van het kind en die van de grootmoeder tot een geheel te smeden. Eigenlijk is ze beide in deze bundel, die je gerust een ode aan het leven mag noemen.