'Bijna een eeuw geleden, in het voorjaar van 1911, trokken mijn grootouders per paard en wagen vanuit het oosten van het land over de Veluwe naar de Gelderse Vallei op zoek naar een dorp waar nog geen smid was om de paarden te beslaan. Mijn grootvader hield de teugels. Naast hem op de bok mijn grootmoeder met een kind op haar schoot, mijn vader. Op de wagen - een geleende meelkar - lag hun hele bezit: hamers, tangen, blaasbalgen, een aambeeld, hoefijzers, een praam, huisraad, beddengoed, lange jurken met roesjes, werkbroeken, klompen en een leren riem die op de rug wel vijfentwintig centimeter breed was. Met deze tocht is mijn geschiedenis begonnen. Dit beeld heeft mijn leven getoonzet hoewel ik nog lang niet geboren was.' In de roman Nevelpaarden vertelt Fleur Bourgonje over mensen die een belangrijke rol in haar leven hebben gespeeld. Ze doemen - net als de paarden - heel even haarscherp op uit de decembernevel, om er ook weer in te verdwijnen.