In de grootste roman De bijenkorf van de Spaanse Nobelprijswinnaar Camilo José Cela wordt het stadsleven in het barre Madrid geschilderd. Het is de winter van 1942-1943. De kleine burgerij vegeteert er in de koffiehuizen en bordelen, alkoven en optrekjes, soms gelukkig maar meestal niet: het leven sleept zich voort in de monotonie van onbeduidende zondetjes en schaarse momenten van vreugde. Cela licht twee dagen uit dit leven en laat een bonte mengeling van personages de revue passeren in een aaneenschakeling van beelden, momentopnames, korte intermezzo's schetsen en impressies.