Van jongs af aan beschouwde Hermans de wereld om zich heen met een scherp en genadeloos oog. Al in de schoolkrant van het Barlaeus Gymnasium in Amsterdam, waar hij als jongen schoolging, gaf hij blijk van waardering voor Lodewijk van Deyssels 'scheldkritieken'. Dat woord past ook op een groot deel van Hermans' eigen stukken. 'De letterkundige kritiek lijkt op sneeuwruimen,' schreef hij in Mandarijnen op Zwavelzuur. Dat boek werd een ongekend succes omdat Hermans zijn taak als sneeuwschuiver serieus nam, maar vooral ook omdat zijn polemieken onweerstaanbaar humoristisch zijn. Anton van Duinkerken noemde hij een 'wijwatergeus', Ed Hoornik 'een likkepot', zijn voormalige kompaan Adriaan Morriën 'een gekookte mossel' en de schrijver J.B. Charles 'een nijlpaard met een lorgnet'. Uit de grote verzameling polemieken die Hermans gedurende zijn leven schreef selecteerde de schrijver en criticus Max Pam voor Niet uit kwaadaardigheid de beste en de scherpste. Bovendien dolf hij een aantal 'snerpende' stukken op die nimmer werden gebundeld. Ter inleiding schreef Pam een essay over de polemist Hermans, die hij bij leven een aantal malen interviewde ('het is een groot genoegen iets beter te weten dan een ander,' zei Hermans in 1984 tegen Pam), en door wie hij zich in zijn eigen praktijk als criticus sterk weet beïnvloed. Niet uit kwaadaardigheid is een must voor alle kenners en liefhebbers van het werk van Hermans én voor iedereen met een goed gevoel voor humor.