Wie verder in levensjaren en wellicht in levensslagen wijzer wordt, ziet eens te meer eigen mislukking, eigen ondermaatsheid, eigen zwakheid.Een dergelijk persoon wordt – naar Paulus – genodigd zijn menselijke zwakheid te verduren in goddelijke kracht. Hij wordt zich door zwakheid kracht gewaar. In zwakheid wordt hij krachtig. Benul van zwakheid moet nederigheid beduiden en dienstbaarheid brengen. De mens leeft maar even, al wenst hij meesttijds anders. In de aanvang meent hij over het leven te beschikken. In de vordering beseft hij weerbarstigheid van het leven. Op het einde weet hij zich in het leven te moeten schikken. Dat is het leven van de mens. Dat is zijn zwakheid die alleen in kracht van God levenswaard wordt en verantwoordelijkheid doet dragen.