W.F. Hermans had er wel conciërge willen worden, de couturiers Viktor & Rolf genoten er hun eerste successen, François Mitterrand kwam er wel eens neuzen toen hij nog in het parlement zat, en bracht er als president eens een gedenkwaardig bezoek. Het Institut Néerlandais, het Nederlands cultureel centrum in Parijs (in zekere zin de pendant van het Maison Descartes in Amsterdam) is een bijzonder huis. De meest kleurrijke figuren hebben bijgedragen aan de bezieling ervan. Met zijn enthousiasme en zijn geld wist de gedreven kunstverzamelaar Frits Lugt in 1957 de Nederlandse staat te interesseren voor dit bijzondere initiatief. In Parijs, waar Lugt zijn 'tweede vaderland' had gevonden, bezat hij twee prachtige panden. Daar, op nummer 121 in de Rue de Lille, moest een instituut komen om de Nederlandse cultuur onder de aandacht van de Fransen te brengen. Lugts eigen fabelachtige collectie zeventiende-eeuwse kunst zou er eveneens een plek krijgen, en toegankelijk gemaakt worden voor het publiek. Passie en de staat zijn geen natuurlijke bondgenoten van elkaar, maar het is gelukt. En hoe. Het resultaat, bekend onder de naam Institut Néerlandais, is een begrip in Parijs. En minstens zozeer in Nederland. Sinds de opening op 11 januari 1957 is half kunstzinnig en intellectueel Nederland er te gast geweest, om te exposeren, een lezing te houden of in alle rust een boek te schrijven. Zelfs Sinterklaas arriveerde er een keer per boot over de Seine. In de vijftig jaar dat het Institut Néerlandais nu bestaat is er veel veranderd, maar de unieke status van een gerenommeerd Nederlands cultureel centrum in het hartje van Parijs, met een fenomenale kunstcollectie onder handbereik, duurt voort. Met 121 rue de Lille is er voor het eerst een kroniek van deze wonderbaarlijke buitenpost.