Dit boek gaat over geloof en wetenschap. De titel wijst op Abbotts novelle Flatland (1884) waar een zekere meneer Vierkant leeft in de wereld van het platte vlak. Omdat Vierkant niet omhoog kan kijken de ruimte in, laat hij zich er niet van overtuigen dat zo'n driedimensionale ruimte bestaat. Het is voor hem simpel: wat zijn ogen niet kunnen zien, kan er ook niet zijn. Op soortgelijke manier denken velen vandaag dat wat zich niet laat meten en wegen, ook niet kan bestaan. Dit boek vertolkt een opmerkelijk en tegendraads geluid van wetenschappers die overtuigd zijn van het tegendeel: dat God er is, dat Jezus Christus is opgestaan, dat er objectieve normen van goed en kwaad bestaan, et cetera. In dit boek wordt met grote creativiteit een aantal problemen in het platte vlak bekeken vanuit een derde dimensie.