Als in de herfst de zwaluwen vertrekken naar het zuiden, schrijven hun schichtige banen zich weg in het azuur tot de komende lente. Als de sneeuw smelt, smelten ook de voetstappen die erin stonden afgedrukt. Wat rest is het vermoeden van een landkaart, een virtueel netwerk van onzichtbare winterwegen. Als paden ondergeploegd worden, of overwoekerd, of verdwijnen onder beton, blijven ze hangen in geheugens, in schrifturen, kadasters, partituren. In de voet van de wandelaar die, zonder het te beseffen, het drijfzand ontwijkt. Als oude dingen tot rust komen op zolders, in schuurtjes, in musea, vallen de wegen die ze hebben afgelegd in opgerolde vorm af te lezen van hun geblutste uiterlijk. Oude dingen zijn de weg geworden die ze hebben afgelegd. Verdwijnt iets ooit helemaal? Verdwijnt iets ooit? Misschien zijn al die onzichtbare netwerken het geheugen van het land, misschien houden zij op de een of andere manier de planeet bijeen, vermoedt de dichter. In "Onder de barnsteenroute" preludeert en varieert Frans Deschoemaeker breedvoerig op een thema dat ook al door de Zweed Lars Gustafsson aan de drukpers toevertrouwd werd, in zijn gedicht Ballade over de voetpaden in Västmanland: Er is een vervolg, er is altijd een vervolg, als je maar zoekt, deze paden zijn koppig, ze weten wat ze willen en aan kennis paren zij een aanzienlijke listigheid. Onder de barnsteenroute is de zesde dichtbundel van Frans Deschoemaeker (Kortrijk, 1954). Hij woont te Oudenaarde en werkt te Brussel voor de Vlaamse Overheid, beleidsdomein Onderwijs en Vorming. Zijn werk werd herhaaldelijk bekroond, o.m. met de Prijs van de Provincie West-Vlaanderen, en met de Arthur Merghelynckprijs en de Maurice Gilliamsprijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.