Rutger Kopland debuteerde in 1966 met Onder het vee. De bundel beleefde twaalf drukken voordat hij in 2006 werd opgenomen in de Verzamelde gedichten en bevat de volgende gedichten: Een psalm, Grasveld in het maanlicht, Wandeling met B, Harmonie, Onder de appelboom, Lijsterbessen, Ontologie, Homo forens, Naar de stad, Drente, Gezicht op de Drentse A, De roeier, Maan, Het paard, De kalkoenen, Pastorale, Eden, Café Billard, Angel eyes, Portret van een toerist, Ansicht uit de bergen, Toerist in kathedraal, Kleine karavaan, Verhaaltje, Fragment van een sprookje, Hampstead Heath, Afscheid van een land en Déjeuner onder het vee. ONDER DE APPELBOOM Ik kwam thuis, het was een uur of acht en zeldzaam zacht voor de tijd van het jaar, de tuinbank stond klaar onder de appelboom ik ging zitten en ik zat te kijken hoe de buurman in zijn tuin nog aan het spitten was, de nacht kwam uit de aarde een blauwer wordend licht hing in de appelboom toen werd het langzaam weer te mooi om waar te zijn, de dingen van de dag verdwenen voor de geur van hooi, er lag weer speelgoed in het gras en verweg in het huis lachten de kinderen in het bad tot waar ik zat, tot onder de appelboom en later hoorde ik de vleugels van ganzen in de hemel hoorde ik hoe stil en leeg het aan het worden was gelukkig kwam er iemand naast mij zitten, om precies te zijn jij was het die naast mij kwam onder de appelboom, zeldzaam zacht en dichtbij voor onze leeftijd.