In deze roman voert Stefan Zweig ons mee naar de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, als de 25-jarige cavalerist Toni Hofmiller wordt overgeplaatst naar een klein garnizoen aan de Oostenrijks-Hongaarse grens. Afgezien van de emotionele 'ontgroening' van de gevoelige eenling Hofmiller, geeft Ongeduld een indringende schets van de botsing van twee werelden: het monotone regimentsbestaan met daartegenover het rijke milieu van de familie Kekesfalva, die een fraai kasteel in de omgeving bewoont. Hoe broos de façades zijn waarachter beide werelden zich verschuilen, blijkt duidelijkernaarmate de argeloze luitenant dieper verstrikt raakt in zijn folie à deux met de invalide Edith Kekesfalva. Zweig, die vooral bekendheid geniet dankzij zijn meesterlijke novellen, waaronder de pas verschenen Reis naar het verleden, en zijn memoires De wereld van gisteren, heeft zijn enige roman opgezet als een raamvertelling. Door de veelvuldige perspectiefwisselingen wordt de lezer meegesleept in een steeds opnieuw veranderend relaas over 'vergiftiging door medelijden'.