De vader van Marja Vuijsje, Nathan Vuijsje, overleefde Auschwitz omdat hij zo mooi trombone kon spelen. Na de bevrijding bleef hij vertellen over dat ‘rotkamp’ – dag in dag uit, jaar in jaar uit. Maar over zijn ouders, zijn broer en zijn zus zweeg hij liever. Marja Vuijsje verdiepte zich in het achtkoppige Amsterdamse bakkersgezin waarin haar vader opgroeide. Voor de oorlog verhuisde de familie van het armoedigste deel van de Jodenhoek naar de overwegend sociaaldemocratische Transvaalbuurt en van daar naar een eigen bakkerij in de Weesperstraat. Vier zonen overleefden de oorlog. Hoe pakten zij hun leven weer op? Welke betekenis kreeg Israël voor hen? En wat gaven zij hun kinderen en kleinkinderen van de oorlog en van hun joodse wortels mee? Tegen het decor van de eerste decennia van de twintigste eeuw, de Tweede Wereldoorlog en de nasleep en verwerking daarvan schreef Marja Vuijsje een meeslepende familiegeschiedenis die de lezer van Amsterdam naar Jeruzalem voert en weer terug.