Harry Mulisch leeft zijn leven alsof hij onsterfelijk is. Hij heeft zich altijd, óók in interviews, gedragen naar zijn 'absolute leeftijd': zeventien. De schrijver was gedurende zijn 'stralende zegetocht in de literatuur' tegen zijn interviewers onvervaard openhartig ('ik ben een groot schrijver, daar helpt geen moedertje lief aan'), geëngageerd en koppig ( 'ik spuug niet in de bron waaruit ik gedronken heb'), ijdel ('ik ben toch ook een koning'), diepzinnig ('het gaat erom het raadsel te vergroten'), en pesterig: 'Vrouwen zijn ook mensen.' Voor de inmiddels tachtigjarige wondergrijsaard is zijn eigen dood nog altijd geen kwestie. De dood, dat is iets voor anderen. 'Ik zal nooit naar waarheid kunnen zeggen: ik ben dood.' Onsterfelijk leven, een rijke en sprankelende bundel interviews met Harry Mulisch, van 1951, het jaar dat hij debuteerde, tot heden, levert daarvan het onomstotelijke bewijs. Onsterfelijk leven bevat interviews van onder meer W.L. Brugsma, Ischa Meijer, Boudewijn Büch, Joop van Tijn, Max Pam en Ad Fransen.