'Wanneer ben ik begonnen met te beseffen dat ik besta?' Met deze vraag begint dit aanstekelijke boek van Librisprijs-winnaar Willem Jan Otten, waarin het bewustzijn zich in een flink aantal genres uit - herinneren, bidden (of dat proberen), poëzie lezen of schrijven, vergeten, verhalen vertellen, lesgeven, roerloos in een kamer zitten terwijl het schemert, een dode voor ogen toveren, dromen, vervelen, verdorren, geloven, of geloven dat je gelooft, een film afspelen voor je geestesoog... Achter alle kwesties die Willem Jan Otten aan de orde stelt, zweeft de vraag naar wat poëzie is. Het wordt gevraagd aan klassieke dichters, filmmakers, romanschrijvers, maar ook: deelnemers aan de Semana Santa in Malaga, aan een brevierende Talmoedist, een schilderende moeder, een pornoverslaafde, een euthanasie plegende kapitein, een meteoroloog in Berlijn, aan Harry Potter... Het resultaat is één weids autobiografisch essay dat leest als een roman over een man die, levenslang op zoek naar poëzie, ontdekt dat hij gelooft, en die vervolgens met de gebakken peren zit. Want hij is zichzelf, en dus zijn lezer, nu een verklaring schuldig. Waarom geloven? Waarom poëzie? Is God dan een fictie? Is Pasen poëzie? Is verbeelding religieus? Is erin geloven geen noodzakelijke voorwaarde voor poëzie lezen, een film kijken? De waarheid is voor de Lieve Vrouwe van de Schemering een bij uitstek essayistische onderneming. Zij vergt het uiterste van de verbeelding.