Het grauwe Theemswater stroomt onheilspellend langs de modderige oevers, in de avondschemer glijdt een roeboot tussen steigers en schepen. Een man op de loer tuurt over het water. Misdaad hangt in de lucht. Enkele dagen later en de biljetten hangen aan de muur: Vermist John Harmon, inlichtingen verzocht. Wie is John Harmon? De zoon van de Gouden Vuilnisman, een gierigaard, die zijn leven besteed heeft aan het opkopen en sorteren van vuilnis en daarmee miljonair geworden is. Voor de regeling van de erfenis wordt zijn zoon gezocht, maar hij blijft onvindbaar. Zo valt de erfenis bij testament toe aan de rechterhand van de Gouden Vuilnisman, de heer Boffin met zijn goedharige vrouwtje. Temidden van as en sintelhopen leven die heel genoeglijk, zonder daarom de wereld buiten hun vuilnisbelt te vergeten. Mevrouw Boffin zoekt een wees en vindt er eindelijk ook een, over wie ze de goedheid van haar moederlijk hart uitstort; Bella Wilfer, door het testament van de Gouden Vuilnisman aangewezen om met de zoon en erfgenaam te trouwen, wordt voor het verlies van zoon en erfenis schadeloos gesteld door een gastvrij tehuis bij de Boffins. De oude Boffin neemt een secretaris, John Rokesmith, een geheimzinnige figuur; bovendien werpt hij zich op de literatuur en huurt deswege de sluwe Silas Wegg om zich voor te laten lezen. Naast deze wereld van starlende goedhartigheid leeft een wereld van kille deftigheid, de Podsnaps met hun gloeiendvervelende diners, de gloednieuwe rijke Veneerings die elke week oude kennissen opdoen, waar Mortimer Light en Eugene Wrayburn hun tijd verdoen. Gloednieuw en vervelend is hun leven tot de geheimzinnige verdwijning van John Harmon en alles wat daaraan vastzit hen betrekt in gebeurtenissen die van ouds gewoon en desalniettemin zeer belangwekkend zijn.