Jacob Gelt Dekkers schrijft in deze roman over de relaties tussen hen die de Tweede Wereldoorlog volwassen waren en hun kinderen en kleinkinderen in de jaren daarna. Hoe een generatie later dezelfde drijfveren van toen, gesublimeerd in nieuwe vormen, een maatschappij gestalte geven, die in vele opzichten dezelfde genialiteit en verschrikkingen kent. In Oorlogskinderen, een deel autobiografische roman, beschrijft de auteur een ménage - à - trois, vol liefde, haar en verderf, met als beginpunt het verleden van zijn Hollandse vriendin, tijdens de oorlog geboren in het Sumatraanse vrouwenkamp Pulu Brajan, en haar leven daarna als arts. Hitlers doorgangskamparchitect, W. von C. die na zijn glorietijd in Berlijn en Sarajevo, het leven met zijn dochter en zijn Californische - joods - Arische kleinkinderen tot een karikatuur maakte van zijn eigen nationaal - socialistische overtuigingen, is, als vader van Jacobs Duitse vriendin, de tweede grondlegger.