Met Op' a batra – Open die fles lijkt John Leefmans de toon die al aanwezig was in Retro, zijn eerste bundel onder eigen naam, vervolmaakt te hebben. De oorspronkelijk in het Sranan, zijn tweede moedertaal, geschreven poëzie is een combinatie van aardse woorden met breekbare onderwerpen die deze tweetalige bundel zo bijzonder maakt. Vol heimwee zingt Leefmans over de liefde van lang geleden, de tijd van zijn jeugd toen de Coropina nog invloed op het leven had en rijpe mopés voor het oprapen lagen. Het was de zijrivier die deze kant en de overkant bepaalde: onkruid of broodboom worden. Het gaat Leefmans om tegenstellingen, die tussen de fado en de kawina, blootsvoets zijn of sandalendragend. Naast deze, onmiskenbaar Surinaamse, gedichten staan er in deze bundel ook haiku's, twee reeds befaamde balladen, een ode aan e.e.cummings en poëzie waarin La Fontaine, Guy Béart, François Villon, T.S. Elliot, Lewis Carroll en de Japanner Issa doorklinken. Overal is echter de betoverende stem van John Leefmans aanwezig. Door ook de gedichten in het Sranan op te nemen wil de bundel bijdragen tot verheffing en verdieping van het Sranan, een taal die bij velen – met name intellectuelen – nog steeds in het verdomhoekje zit, en bij de tweede generatie immigranten in Nederland dreigt te verworden tot een plat Bijlmer-bargoens. De context van Leefmans' gedichten in het Sranan is onvergelijkbaar met die van het Nederlands: niet alleen het decor is verschillend, maar ook de associaties en verwijzingen, de toonsoort, de klankkleur, het idioom. De dichter is een ander. John Leefmans (1933) verliet Suriname op 15-jarige leeftijd. Hij maakte carrière als Nederlands diplomaat. Hij is secretaris van het Surinaamse Forum, voorzitter van de stichting Surinaams Muziek Collectief en lid van de redactieraad van OSO, tijdschrift van het Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek. Hij nam in 2000 deel aan Poetry International en vertaalde poëzie van onder meer Jules Deelder in het Sranan. Werk uit Retro (2001) werd gekozen in De honderd beste gedichten van 2001 en werd opgenomen in de 2004-editie van 'de dikke Komrij'.