In Over de liefde en andere duivels schept Gabriel García Márquez de volmaakte Caribische legende over het onaantastbare en beeldschone meisje, Sierva María, de onbeminde dochter van een zotte creoolse markies en een slavenhandelaarster. De beet van een dolle hond maakt haar tot de speelbal van bizarre kwakzalvers en fanatieke geestelijken, die vrezen dat zij van de duivel bezeten is. Een jonge priester kan echter niets duivels in haar ontdekken, maar wel pure lieftalligheid.