Er is nauwelijks een schrijver, die zo veel heeft gelezen als Hermann Hesse (1877 - 1962), Nobelprijswinnaar voor de literatuur in 1946 en die tegelijkertijd zo veel lezers heeft bereikt met zijn boekbesprekingen over de wereldliteratuur uit het eerste tijdvak van de vorige eeuw. Daarvan getuigen ook talrijke essays, beschouwingen en opstellen over zinvolle en onzinnige literaire ontwikkelingen, over het boek als sleutel tot kennis, als verrijking en intensivering van het eigen leven en beleven. Dit boek geeft voor het eerst een verzameling diepzinnige artikelen van Hesse over literatuur, aangevuld met talrijke stukken, die niet in zijn Verzamelde Werken zijn opgenomen. "Boeken zijn er niet om mensen die niet in staat zijn om te leven, een goedkoop en bedrieglijk surrogaatleven te verschaffen. Integendeel, boeken hebben pas waarde, als ze naar het leven voeren en het leven dienen en er nuttig voor zijn, en ieder leesuur is verspild, waaruit niet een vonk van kracht, een besef van verjonging, een zweem van nieuwe frisheid voor de lezer ontstaat."