Met huishoudster Mercilia scharen Beatriz, Joao, Ana en Fransisco zich op paaszondag rond het sterfbed van hun moeder. Afwisselend vertellen ze hun levensverhalen, die met die van de anderen kruisen en overlappen. Beatriz heeft twee mislukte huwelijken achter de rug; Joao, moeders oogappel, durft niet uit te komen voor zijn homoseksualiteit; Ana is de slimste maar drugsverslaafd, en Fransisco probeert, niet zonder eigenbelang, als enige iets te redden van het familiekapitaal. Maar dat blijkt een onmogelijke opgave. Ten slotte neemt ook nog de weggestopte bastaardzoon het woord. Maar dit familieverhaal gaat ook over Antonio Lobo Antunes zelf, het ouder worde, zijn schrijverschap, zijn ziekte en somberheid. Hij is de schrijver die leeft zolang zijn personages leven, die zich regelmatig expliciet tot hem richten.