De productieve en veelzijdige Jeroen Brouwers heeft een eigen periodiek nodig om de gestage stroom van zijn teksten onderdak te bieden. Na zijn succesvolle roman Geheime kamers herneemt hij de serie Feuilletons, waarvan de eerste vijf delen tussen 1996 en 1998 verschenen, uitbundig geprezen door het recensentendom. Deze zesde aflevering heet Papieren levens omdat hij geheel is gewijd aan "de schrijverij". Onder meer levert Brouwers enige stalen van het genre waarin hij als geen ander uitblinkt: het met veel kennis en empathie geschilderde schrijversportret. In het zowel melancholieke als ironische openingsverhaal van dit boek schemert zijn eigen portret door, zoals dit trouwens ook het geval is in sommige andere hier bijeengebrachte teksten. Zeker als polemisch commentator inzake literaire aangelegenheden blijft Brouwers `na de dood van Hermans en de vervroegde pensionering van Komrij' (dixit Martin van Amerongen) op een hoog en stevig voetstuk staan. Papieren levens eindigt dan ook met een vinnige uitval naar de schrijversonterende commerciële prijzencircussen.