Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog was de Duitse goud- en deviezenvoorraad zo goed als uitgeput. Een ramp voor Hitlers Derde Rijk dat grote ambities koesterde en naar financiële middelen zocht om die te realiseren. De Nederlandsche Bank volgde de gebeurtenissen in Duitsland nauwlettend. Zij maakte zich grote zorgen over haar goudvoorraad. Een vette buit, die Berlijn 'dolgraag zou inpikken'. Partij in de marge. Oorlog, goud en De Nederlandsche Bank gaat over de lotgevallen van het monetaire goud van Nederland. Ondanks alle voorzorgsmaatregelen wist nazi-Duitsland de hand te leggen op ruim 145 duizend kg. Nederlands goud. Het zwaartepunt van de studie valt op de hardnekkige pogingen van Nederland om dat goud terug te krijgen. Tot grote teleurstelling erkende de Tripartite Goudcommissie - de instantie die in 1946 door de Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk was opgericht om de gedupeerde landen hun gestolen goud terug te geven - de Nederlandse goudclaim maar ten dele. Vastbesloten om ook de rest terug te krijgen gingen de Nederlandsche Bank en de regering over tot een internationaal diplomatiek offensief. Alle inspanningen liepen op niets uit. De kwestie bracht Nederland in conflict met de Grote Drie en met de landen waar het goud was terechtgekomen. In 2000 besloot het kabinet-Kok de claim op het resterende goud, ter waarde van bijna € 700 mln., te laten rusten. Het gevecht om het goud gaf Den Haag een lesje in politieke nederigheid en dwong de Nederlandsche Bank haar rol in de oorlog onder ogen te zien.