Om zich in de 19e eeuw als socialist te uiten, is zeer riskant. Vanwege deze gezindheid wordt G.L. Janssen (1859-1932), sergeant-majoor bij het Regiment der Grenadiers en Jagers in Den Haag, in 1886 overgeplaatst naar Bergen op Zoom 'verbannen', zoals hij zelf zegt. Hij is dan o.m. onder het pseudoniem 'Mucius Scaevola' medewerker aan Recht voor Allen. Voor de publicatie van een spottend artikel over de koning wordt de redacteur van dat blad, F. Domela Nieuwenhuis, even later veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. In Brabant leidt Janssen verder - noodgedwongen - een dubbelleven. Enerzijds is hij daar een gerespecteerd burger als 'de' redacteur van de Nieuwe Bredasche Courant, anderzijds is hij een 'radicaal' socialist, 'zo rood als een kreeft'. Veiligheidshalve hanteert hij o.m. de pseudoniemen 'Peer Corstiaan' en 't 'Zondig Paterken'. Uiteraard is het leiden van zo'n dubbelleven niet eenvoudig. Dit boekje verhaalt daarover. In De Nieuwe Amsterdammer, bijgenaamd 'De Mosgroene', wordt Janssen later, in 1915, gerekend tot de tweehonderd belangrijkste Nederlanders van de dan afgelopen vijftig jaar. Hij dankt deze nominatie in het bijzonder aan zijn strijd voor een staatspensioen voor iedereen. Oud-en-arm moet als combinatie de wereld uit, vindt hij. Na zijn dood laat de Bond voor Staatspensionneering als eerbetoon een sculptuur en profil van hem vervaardigen met als onderschrift 'De Pionier van het Staatspensioen'.