Ze zijn familie van elkaar. Maar er zit tweehonderd jaar tussen Jacob en Ada. Zijn nalatenschap bestaat uit een raadselachtige moordzaak en een vage claim op een suikerplantage. De last van Ada's eigen verleden bestaat uit een verdwenen broer en een dode vader. Haar leven staat uit het lood. Op het Caraïbische eiland van Jacobs plantage zoekt Ada de confrontatie met zichzelf. Ze vindt er de broze pensionhoudster Ma Edith, die pioenrozen onder haar hakken verplettert. Van het bejaarde echtpaar Kuifje en Bobbie neemt ze een joodse begraafplaats over. Ze reconstrueert het verhaal van de moord op Jacobs vrouw. Het hoertje Virginia voert haar de onderwereld van het eiland binnen, waar hallucinaties en angstvisioenen haar overweldigen. Ze vindt haar broer. Ze vindt de liefde van Marcus. Ze vindt en verliest. In een geraffineerde verstrengeling van verhalen en op lichte toon stelt Nelleke Noordervliet de vraag: hoe te leven? Hoe moeten we de waarheid onder ogen zien en verdragen? Ada en Jacob staan voor morele dilemma's, ieder op hun plaats in de tijd. Jacob, godloochenaar, slavenhandelaar, suikerplanter en kaperkapitein aan het eind van de achttiende eeuw; Ada als moderne jonge vrouw in een postkoloniale wereld.