Op 9 september 1628 verovert Piet Hein een Spaanse zilvervloot onder bevel van Juan de Benavidez y Bazán in de Cubaanse baai van Matanzas. Zijn succes lijkt daarmee verzekerd, maar na de inname van de Spaanse galjoenen gaat het alleen nog maar om dat vervloekte zilver. Hoge heren en zeelieden vliegen elkaar in de haren. Piet Hein laveert daar tussen door en voelt teleurstelling. Meer dan eens beklaagt hij zich over de gevolgen van zijn actie die in werkelijkheid niets om het lijf heeft gehad. De ergernis rondom zijn heldenverering is dan ook groot. Piet Hein ervaart het grote succes letterlijk als een loden last. Na Jacob van Heemskerck en Jochem Swartenhondt is Piet Hein de derde in de rij van grote Nederlandse zeehelden. Actief in Oost- en West-Indië, meerdere keren gevangen genomen, gehard door zijn gedwongen verblijf aan boord van de Spaanse galeien en uiteindelijk roemloos ten onder gegaan tegen Duinkerker kapers. Een Nederlander van eenvoudige komaf. Van laag naar hoog opgeklommen. Een zeeheld uit Delfshaven. Zonder opsmuk, wars van etiquette, franje en officiële gelegenheden en geliefd door zijn manschappen. Een zeeschuimer met een grote naam. Piet Hein. De held van Matanzas wekt de man uit Delfshaven opnieuw tot leven, zoekt naar nieuwe invalshoeken, prikkelt bewust en beschrijft het eeuwige spanningsveld tussen wetenschappelijk verantwoorde studies en de historische roman.