Vertrekpunt van deze, in menig opzicht uitzonderlijke, roman is de regentenstrijd die zich begin achttiende eeuw afspeelde in Nijmegen, de zogenaamde plooierijen. Maar alras meandert het verhaal naar Koreaanse meisjes die in de spiegel hun borsten bewonderen, naar olifantenpoten die hoofden verpletteren, naar een gans die het over liefde heeft. Op de wijze van de I Tjing, in 64 hoofdstukken, nemen bijna evenveel vertellers een aspect van het mensenleven voor hun rekening. En daarmee ontstaat een literair bouwwerk dat zijn weerga niet kent, een wonder van talige schoonheid, een puzzel die de intelligentie tot het uiterste tart.