Het postkantoor in de geïsoleerde getto's is de enige officiële instantie die voor een verbinding met de buitenwereld kan zorgen. De Duitse autoriteiten staan echter niet in alle getto's een postkantoor toe. Individuele Joden mogen er bovendien geen gebruik van maken. De post wordt verstuurd en gedistribueerd via de Joodse Raad in het getto. De postverzending wordt vaak verstoord door toedoen van de bezetter. Gedeporteerde Joden worden gedwongen te schrijven dat ze zich in een werkkamp bevinden en dat het hen goed gaat. Bezoek aan gevangenen in concentratiekampen is niet toegestaan. Correspondentie is de enige manier voor de gevangenen om te communiceren met hun relaties. Op de brieven, briefkaarten en enveloppen staan veelal voorgedrukte regels. Het aantal brieven dat verzonden of ontvangen mag worden, verschilt van kamp tot kamp. Ten behoeve van de censuur moet de post in de Duitse taal geschreven worden en een beperkt aantal regels tellen. Alleen eenvoudige informatie betreffende gezondheid en dagelijks leven komen door de censuur. Joden en Sovjet-gevangenen is het meestal niet geoorloofd brieven te schrijven. Er zijn miljoenen brieven uit en naar de kampen gestuurd, maar er zijn er zeer weinig bewaard gebleven. Ieder poststuk dat er nog is, is daarom een waardevol historisch document, dat het persoonlijk lot van een gevangene vertegenwoordigt. Geïllustreerd met afbeeldingen van kaarten, brieven, enveloppen en briefkaarten. Het boek vloeit voort uit de reizende tentoonstelling 'Post uit de vergetelheid', die in 2009 van start ging in Kamp Westerbork. Auteur Bennie Vlaskamp is bestuurslid van Stichting Sobibor. De tentoonstelling en het boek bevat vrijwel uitsluitend materiaal (poststukken) uit zijn privé-collectie.