Op veertienjarige leeftijd moet prins Jorg van Ancrath hulpeloos toezien hoe zijn moeder en broertje op gruwelijke wijze worden vermoord. Als Jorg zijn vader opzoekt om genoegdoening te eisen blijkt, hoe verbijsterend dat ook is, dat deze nauwelijks is geraakt door de moord op zijn vrouw en kind. Al wat voor hem belangrijk is, is de bewaking van de handelsroutes tussen zijn grondgebied en de streek waar de moordenaar, Graaf Renar, heer en meester is. Daarop bevrijdt Jorg een bont gezelschap gruwelijke moordenaars en verkrachters uit de kerkers van zijn vader. Hij vraagt hun maar één ding: hun loyaliteit in ruil voor hun vrijheid. Jorgs strategisch inzicht dwingt meteen respect af bij de rauwe vechtersbazen. Sommigen zien in hem zelfs de nieuwe messias, anderen zien in hem de duivel. Zijn voornemen om Graaf Renar aan te vallen en hem op de knieën te dwingen, vindt echter alom bijval. Dat betekent evenwel niet dat Jorg het gemakkelijk krijgt – de wrede graaf blijkt een geducht tegenstander...