Dromen hebben een vreemde aantrekkingskracht voor iedereen. De oorzaak hiervan ligt niet alleen in hun bizarre inhoud, maar ook in de uitwerking die ze hebben ons dagelijks leven. Het is dan ook niet verwonderlijk dat door alle tijden heen pogingen zijn gedaan om de dromen uit te leggen en hun diepste betekenis te doorgronden. Droomduiding wordt niet alleen bedreven door primitieve stammen, die ze beschouwen als uitingen van voorgevoelens, maar ook in de geciviliseerde wereld, maar sinds het begin van deze eeuw diverse pogingen zijn ondernomen om de droomuitleg en wetenschappelijke basis te geven. De stoot hiertoe werd gegeven door Sigmund Freud. In de nazomer van 1899 voltooide deze zijn werk Die Traumdeutung, dat kort daarna, op 4 november, verscheen. Het handelde over de uitleg en de betekenis van de droom in zijn relatie tot het onbewuste. Freud baseerde zijn werk om de theorie dat aan elke droom de vervulling van een verdrongen wens ten grondslag ligt. Zijn leerlingen Jung en Adler, die zich later distantieerden van Freuds opvattingen aangaande de primaire rol van het seksuele driftleven en elk een eigen school vormden, zagen de droom respectievelijk als afspiegeling van het collectief onbewuste of als uitleg van een streven naar macht. In zijn boek toont dr. Hadfield aan dat de droom ook een belangrijke biologische functie vervult en in vele gevallen uitkomst kan bieden bij de oplossing van dagelijkse problemen en ook van diepgewortelde levensmoeilijkheden. Op de vele wiskundige vraagstukken is bijvoorbeeld in een droom de oplossing gekomen, en hetzelfde geldt voor een groot aantal uitvindingen en wetenschappelijke ontdekkingen. We kunnen het ons daarom niet permitteren de betekenis van onze dromen te negeren, net zoals we het ons niet kunnen veroorloven aan de drang van onze intuïtie geen gevolg te geven. Dr. Hadfields veelomvattend werk biedt ons een interessant overzicht van het wezen, het mechanisme en het grote belang van ons droomleven.