RAMAYANA De Prins van Ayodhya Het klassieke Indiase heldendicht De Ramayana is met de Mahabharata het grote nationale epos van India. Het geldt als een van de hoogtepunten uit de wereldliteratuur. De Ramayana heeft een grote invloed gehad op de Indiase schilder-, beeldhouw-, dans- en literaire kunst. Tegelijk heeft het heldendicht voor de hindoes een diepe godsdienstige betekenis. De mens en zijn deugden worden er verheerlijkt, zijn trouw al meer dan twintig eeuwen ten voorbeeld gesteld. De geschiedenis van Rama begint met een beschrijving van het koninkrijk Ayodhya. Onder koning Dasaratha beleeft dit vorstendom een bloeitijd. Na diens dood wordt zijn zoon, Rama door zijn stiefmoeder het recht op de troonopvolging ontnomen. Rama's dharma, zijn plichtsgevoel, gebiedt hem en zijn vrouw Sita in ballingschap te gaan. Ze leiden een ascetisch leven, dat wreed wordt verstoord wanneer de koning der demonen Sita ontvoert. Hij probeert haar voor zich te winnen, maar vergeefs: Sita blijft Rama trouw en Wordt later door hem bevrijd. De heilige wet eist dat Rama haar verstoot omdat ze een woonruimte met een ander heeft gedeeld. Sita werpt zich overeenkomstig haar plichtsgevoel op de brandstapel. Het vuur vat echter geen vlam: haar onschuld is daarmee bewezen. Daarna wachten het paar vele beproevingen. Weliswaar krijgt Rama het rechtmatig koninkrijk terug, maar omstandigheden dwingen hem Sita opnieuw te verstoten. Dit keer is het een weg zonder terugkeer. Zijn overige levensdagen zijn eenzaam. Door het plichtsbesef dat hij steeds heeft betoond, geniet Rama de status van held. Uiteindelijk wordt hij vereerd als avatar (incarnatie) van de god Vishnu. Sita deelt in die verheerlijking: net als Rama eert men haar om haar trouw en gehoorzaamheid aan haar dharma. Zij wordt het goddelijk ideaal van de hindoe-vrouw, Rama het grote voorbeeld voor de hindoe. Toen de dichter Valmiki destijds de tekst van de Ramayana in handen kreeg, gebruikte hij deze voor een speciaal doel. Aan de hand van Rama's lotgevallen wil bij laten zien dat de ware vooruitgang van de mensheid in haar morele en spirituele evolutie ligt - niet in haar materiële en wetenschappelijke ontwikkeling.