Meer dan vijfhonderd tegenstanders zijn in de Tweede Wereldoorlog door Nederlandse verzetsstrijders om het leven gebracht. De slachtoffers waren voor het merendeel gevaarlijke verraders en collaborateurs. Maar er vielen bij liquidaties ook 'onwillige' onderduikers en 'gewone' Duitse militairen, en soms, door misverstanden, onschuldigen. Vooral in de twee laatste oorlogsjaren reageerde de bezetter met bloedige represailles. Duizenden Nederlanders werden zo indirect het slachtoffer van dit geweld. De daders verkeerden daardoor in een dilemma. Hoe moesten zij hun handelen verantwoorden tegenover kameraden en nabestaanden? Geen wonder dat tot nu toe over dit onderwerp weinig is geschreven. Daarnaast worden de namen de slachtoffers genoemd. Vaak is daaraan een beschrijving toegevoegd van de wijze waarop ze ter dood zijn gebracht, het motief van de dader(s) en de bloedige nasleep. Een apart hoofdstuk is gewijd aan Rotterdam, waar in de Tweede Wereldoorlog een guerrilla woedde. Hoe het verzet daar worstelde met vragen rond goed en kwaad wordt met oog voor detail beschreven. Albert Oosthoek (Rotterdam, 1964) is historicus en werkzaam bij het Gemeentearchief Rotterdam. Hij wijdde zijn doctoraalscriptie aan De Knokploeg Rotterdam-Zuid 1944-1945, en verrichtte speciaal voor het eerste deel van dit boek nader onderzoek. Jack Kooistra (Zwaagwesteinde, 1930) is journalist bij het Friesch Dagblad. Met niet aflatende speurzin bracht hij bijzonderheden rond liquidaties boven water. Beide auteurs publiceerden verscheidene boeken over de Tweede Wereldoorlog.