'Weet je waarom ik zo blij ben? Omdat moeder me herkende. Ze herkent me nog. Ik ben vijftig jaar en wat vindt ik het allerbelangrijkste, wat geeft me uiteindelijk het gevoel dat ik besta? Het feit dat een oude vrouw in een verpleeghuis nog steeds weet wie ik ben.'Dit zegt de ene broer, de medicus, tegen de andere, de filosoof, die net hun vader hebben verloren en hun moeder in het verpleeghuis hebben gebracht. Weerloos zijn ze tegenover de gedachte dat ze bijna wees zijn. Of dat in feite al zijn, want hun moeder raakt langzaam haar geheugen kwijt.