Jaap Scholten maakte de afgelopen tien jaar een serie bedevaartstochten en schreef daar prachtige reisverhalen over. In Sint Petersburg was hij getuige van de zwaarbewaakte begrafenis van de laatste tsaar aller Russen; in Transsylvanië zocht hij behalve naar beren en wolven naar sporen van zijn mysterieuze oudoom Chuck; aan de Amerikaanse oostkust huurde hij een hoerensloep om op de thee te gaan bij J.D. Salinger en in het voormalige Habsburgse rijk ging hij de gangen na van bloedgravin Erzsébet Báthory, die meende dat baden in bloed de huid soepel en de geest jong hield. Behalve als een verzameling onverwachte en sprankelend geschreven reisverhalen (van Amerika tot Rusland, van Tanger tot Boedapest)is dit boek te lezen als een persoonlijk mythologie van Scholten, waarin schrijvers, excentriekelingen en dictators zij aan zij verschijnen, van William Burroughs tot Coen Stork, van Howard Hughes tot Nicolae Ceausescu.