De wolken van vanochtend zijn overgedreven. De ezel van mijn buurman balkt zoals ezels al duizenden jaren balken. De regen die mij op de gedachte bracht dat alles met van alles is verbonden is niet gekomen. In plaats daarvan heb ik aan Gilberte Cahen gedacht, aan een pijp met kif, aan de storm bij Kaap Hoorn, aan Homerus en mijn oude gymnasium, aan meisjes die voor je opstaan in de tram en vrienden die er niet meer zijn, aan de plaats die we met onze herinneringen, zoals Proust zegt, innemen in de tijd, een plaats die zoveel groter is dan die we innemen in de ruimte. Je moet er alleen voor geleefd hebben, en daarmee nog niet ophouden. Soms is een schrijver als een tuinier, tevreden zorgend voor zijn familie in de tuin, de cypres, de euforbia, de rode en de roze hibiscus, de paarse bougainvillea, al die verschillende planten die zich daar gedurende de jaren geworteld hebben. De herinnering kun je je vervolgens voorstellen als zo'n typische tuin in het zuiden: bezocht door schuwe dieren, met stenen en onkruid doortrokken en door uitdroging bedreigt. Maar dan: een druppel water, het juiste woord en zij bloeit weer als nooit tevoren. Ik heb er geen, beweert Cees Nooteboom graag, als het om zijn herinnering gaat. Het volgende moment ziet men hem weer wieden, harken, begieten, verzorgen, ongedierte bestrijden en horen we hem zeggen dat wie geen verleden heeft '…een verleden zou moeten verzinnen om er een te hebben'. Rode regen toont Nooteboom aan het werk in de tuin van zijn herinnering. Nootebooms eerste reizen, de 33-tempeltocht in Japan, een hasjpijp bij een verre oase, de oude buren op Menorca, zijn jeugdige excessen en de wijsheid of rugpijn die hij daaraan overhield; al die lang vervlogen beelden en voorbije belevenissen zijn in Rode regen bijeen gebracht waardoor het een even lichtvoetige als persoonlijke bundel is geworden die alle thema's en onderwerpen uit het oeuvre van Cees Nooteboom toont. De verhalen zijn geïllustreerd door de Vlaamse schilder Jan Vanriet.