Het is 1667. Sir Francis Courteney en zijn zoon Henry 'Hal' patrouilleren met hun gevechtskarveel voor de kust van Kaap Agulhas in het zuiden van Afrika. Ze liggen te wachten op een met schatten beladen galei van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, die terugkeert uit de Oost. Zo begint een avontuur dat hen voert van de nederzetting De Goede Hoop, op de zuidelijkste punt van het continent, naar de Grote Hoorn van Ethiopië in het verre noorden – en dat alles in een periode waarin het internationale zeerecht nog piraterij, verkrachting en moord toelaat.