Toen ze vijf jaar was werd Liliane Stijnen in een gesticht voor achterlijke kinderen gestopt, want ze was ongewenst. Daar werd ze lastig en opstandig van. Toen ze twaalf was, werd ze naar een psychiatrische inrichting voor volwassen vrouwen verplaatst, hoewel ze geestelijk gezond was. Onder het strenge nonnenregime werd haar hele leven een aaneenschakeling van vernederingen, psychische martelingen, angst en onnoemelijk veel verdriet. Vijftig jaar lang was ze niemand, mocht ze niemand zijn en zo werd ze het personage Rosalie Niemand in een roman van Elisabeth Marain. Rosalie Niemand vertelde haar verhaal aan Elisabeth Marain die diep onder de indruk was: ‘Zo stond ze daar voor me, al vier jaar vrij, niet omdat ze “genezen” was verklaard, maar omdat de subsidies voor gesloten instellingen verlaagd werden. Ze stond daar en ik keek naar haar en besefte hoe zij zich ondanks alles op een uitzonderlijke wijze had opgericht en voor het eerst echt begon te leven op een leeftijd dat de meesten onder ons het voor bekeken houden. Ik zag haar kracht en onverwoestbaarheid en besloot over haar te schrijven.