Anne Sinclair schrijft een ontroerend portret van haar grootvader, een kunsthandelaar die vlucht voor de nazi’s Omdat ze verhuisd is, moet Anne Sinclair een nieuwe identiteitskaart laten maken. Bij de dienst bevolking van de stad Parijs krijgt ze een vraag die bij haar pijnlijke herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog oproept: ‘Hadden uw grootouders de Franse nationaliteit?’ Die ervaring vormt voor Anne Sinclair de aanleiding om het meeslepende verhaal van haar grootvader te vertellen, de grootvader in wie ze zichzelf herkent: Paul Rosenberg, Fransman en jood, een vooraanstaand kunsthandelaar, vriend van Braque en Matisse. Hij had zijn galerie in de Rue La Boétie 21, vlak naast het atelier van Picasso. Bij het begin van de oorlog vluchtte Paul Rosenberg naar New York Met veel liefde en oog voor detail beschrijft Anne Sinclair de omzwervingen en artistieke vriendschappen van een fascinerend man die moeilijke keuzes moest maken om te overleven.