Als Elimelech met zijn vrouw Naomi naar Moab verhuist, rust daar voor het gezin geen zegen op. Korte tijd na hun reis naar dat land overlijdt hij, in 'den vreemde'. Hun beide zonen huwen elk een Moabitische vrouw, want net als Naomi, hebben ze afscheid genomen van het land en de God van Israël. Als beide mannen ook sterven is er voor Naomi geen reden meer om nog in Moab te blijven. Laat mij maar sterven in Israël, want God wil mij straffen. Beide schoondochters reizen met haar mee, maar dat is geen goed idee vindt zij. God heeft Zijn rug naar mij toegewend, wat heeft Hij jullie Moabitische jonge vrouwen te bieden? Eén van de twee laat zich overtuigen, de ander, Ruth genaamd, wil volhouden dat de God, die zij heeft leren kennen en vertrouwen èn het land dat hij het volk Israël heeft gegeven, voldoende waarborgen bieden om mee te gaan. Als zij (Ruth) voor hun levensonderhoud koren gaat rapen, bestuurt de God van Israël het zó, dat ze terecht komt op het land van een godvrezend man, die familie van Naomi blijkt te zijn. Deze rijke boer neemt haar onder zijn hoede, huwt uiteindelijk met haar en zo blijft de familie erfgenaam van een stukje Israël, eens aan het volk geschonken.