In de loop van zijn rijke carrière heeft grootmeester Jan Timman tegenover menige grote schaker gezeten. Als geen ander heeft hij op hun handen kunnen kijken – en in hun ziel. Boris Spasski, Bobby Fischer en Garry Kasparov zijn drie van de belangrijkste oudere schakers die hij in dit boek portretteert. Hij heeft oog en begrip voor de eigenaardigheden van de schakers, aardige en onaardige, menselijke en onmenselijke. De verhalen zijn tegelijk betoverend en huiveringwekkend, even magisch als precies.