In Scherpschuttersfeest (1968) wordt de ik persoon tijdens de bevrijding door een scherpschutter aan het hoofd gewond. Met zijn beschadigde hersenen ziet hij de wereld versplinteren. In zijn bewustzijn komt een taalstroom op gang met onverwachte associaties, originele woordcombinaties, poëtische beelden en grillige gedachtesprongen. Maar ook met de ironische collage van reclameteksten, graffiti, krantenknipsels en dialogen. De ontbinding van vertrouwde, logische denkpatronen maakt ruimte vrij voor extatisch, intuïtief, feestelijk proza.