Het is oktober 1907. In het geheim laten Lutz Löb en Jenny van Gelder, beiden van joodse komaf, zich dopen. Ook de kerkelijke inzegening van hun huwelijk, enkele weken later, houden ze geheim voor hun familie. Die komt er uiteindelijktoch achter wanneer het gezin Löb naar Nederland terugkeert, na een periode van tien jaar in Nederlands-Indië. Bewust nemen Lutz en Jenny nu afstand van hun familie. Ze voeden hun kinderen op in de sfeer van het Brabantse ‘rijke roomse leven’. Zes van de acht gaan het klooster in. ‘Graag mijn jongen, sta ik jelui allen af aan Jezus’, schrijft Jenny in 1926 aan haar oudste zoon George, wanneer die intreedt bij de trappisten in Koningshoeven.Het gezin Löb was volledig geïntegreerd in de katholieke zuil en de kinderen waren zich bij wijze van spreken niet bewust van hun joodse achtergrond. Maar in de oorlog bleek die achtergrond er ineens wél toe te doen. Op zondag 2 augustus 1942 kwam de Tilburgse politie in opdracht van de Duitse bezetter de katholieke joden ophalen. Vijf van de kinderen van het gezin Löb werden uit de abdijen Koningsoord en Koningshoeven meegevoerd en kwamen via Westerbork in Auschwitz terecht, waar ze omkwamen. Zuster Veronica stierf in de abdij in 1944. Hun broer Hans werd op de vlucht gepakt en kwam in een werkkamp terecht. In 1945 overleed hij in Buchenwald. De jongste, Paula, was inmiddels gehuwd en dook onder in Nijmegen. Als enige van dit gezin Löb overleefde zij de holocaust. Vele joodse familieleden kwamen om.De gedachtenis aan dit bijzondere gezin bleef levend in de abdijen en ook daarbuiten. In opdracht van de trappisten in abdij Koningshoeven en trappistinnen in abdij Koningsoord verschijnt nu deze wetenschappelijk-historische studie die het katholieke gezin Löb situeert te midden van hun joodse familie en die kritisch omgaat met het rijke bronnenmateriaal.De omvangrijke fotodocumentatie van dit gezin brengt de periode 1881-1945 op unieke wijze in beeld.