De zestiende eeuw, bloeitijd van Renaissance en Reformatie. Schildersverdriet vertelt over een Brugse meester, in de ban van de nieuwe vormen, en zijn vrouw, een godvruchtige ziel, allebei jong, met een heel leven voor zich. Hun tijd is er echter ook een van heksenwaan en godsdiensttwisten, van nauwe banden tussen kerk en staat, en van bruut geweld als probaat en gangbaar middel om gelijk te krijgen; ze raken beiden in de knel, eerst door bange hersenspinsels, dan voor de verscheurende geloofskwesties, ten slotte door vervolging en inquisitie. Abrupt van elkaar gescheiden, en van huis en haard verdreven, zijn ze genoodzaakt ieder voor zich een ander bestaan op te bouwen, dat het vorige niet geheel kan uitwissen.