Het doet een mens wat. Toevallig je eerste lief weer ontmoeten. Het overkomt rechercheur Dirk Deleu, en hoewel er intussen vele jaren verstreken zijn, is de herinnering aan de breuk, die gehuld was in een waas van mysterie, nog altijd vers. Bovendien vraagt de dame, Ingrid Dejongh, hem om een gunst. Ze vraagt of hij haar afscheidsbrief nog heeft, want ze wil die graag terug. Als Deleu de brief terugvindt, gaat hij beseffen dat er iets is wat hij als adolescent nooit onder ogen heeft durven te zien, en dat een schokkend familiegeheim aan de basis heeft gelegen van de plotselinge verhuizing van het gezin Dejongh. Hij wil zijn schuld aflossen bij Ingrid en haar helpen. Maar openlijk kan dat niet, want Ingrid, die eindelijk de confrontatie met haar demonen uit het verleden aangaat, wordt door niemand geloofd. Haar stiefvader, een gerenommeerd psychiater, zoveel jaren later beschuldigen van pedofilie, het is geen dagelijkse kost. Als de twee tijdens hun clandestiene zoektocht naar bewijzen de eerste deksteen omdraaien, vallen ze in een beerput vol schokkende intriges, waarin gaandeweg steeds meer smeerlapperij komt bovendrijven. En de waarheid? Ligt die begraven op de bodem van de put? Of kijkt ze grinnikend toe, over hun schouder?