Dit boek laat de lezer in zesenvijftig schrijversportretten kennismaken met de breedte en de rijkdom van de Nederlandstalige literatuur sinds 1880. Zoals alle geschiedenissen is ook deze kleine geschiedenis selectief. In dit boek draait het om de vraag wat er gebeurt wanneer we een louter vrouwelijke lijn door de moderne Nederlandse en Vlaamse literatuur trekken. Het belangrijkste selectiecriterium (de auteurs moeten vrouw zijn) staat niet op de voorgrond. Maar in veel bijdragen speelt het gender-perspectief wel een rol. Zoals bij Cécile Goekoop, die in Hilda van Suylenburg, bijgenaamd de Hollandsche Negerhut, de vrouwenkwestie aansneed en propageerde dat de vrouw alleen met een betaalde baan gelukkig kon worden. Of bij Annie Salomons, in haar min of meer autobiografische debuutroman 'Een meisje-studentje'(1907) over een meisje dat de destijds atypische stap zet om te gaan studeren. En later bij Anja Meulenbelt, die afrekende met het mannenbolwerk waarin literatuur van vrouwen werd afgedaan als damesromans. Maar het boek beperkt zich nadrukkelijk niet tot de emancipatoire thematiek. Connie Palmen wordt bijvoorbeeld gepresenteerd als schrijver én filosoof. Er is in de beeldvorming en in de literatuurgeschiedschrijving de afgelopen decennia wel iets veranderd. Schrijvers als Charlotte Mutsaers, Désanne van Brederode en Marjolein Februari worden gezien als belangrijke postmoderne auteurs. Schrijvende vrouwen toont de grote variëteit aan vrouwelijke stemmen in de Nederlandse en Vlaamse literatuur. - Jacqueline Bel is hoofddocent Moderne Nederlandse letterkunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam - Thomas Vaessens is hoogleraar Moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en directeur van het Huizinga Instituut