Dit boek gaat over de maatregelen in Europa en vooral in Nederland om stedelingen tegen luchtaanvallen te beschermen in de aanloop van de Tweede Wereld-oorlog, tijdens de bezetting, in de Koude Oorlog en daarna. De fundamenten van de huidige rampenbestrijding en risicobeheersing stammen in hoofdzaak uit de jaren dertig en veertig. Ze zijn, afgezien van technische vernieuwingen, relatief nieuwe bedreigingen (zoals internationaal terrorisme) en gewijzigde militair-strategische opvattingen, de afgelopen jaren weinig veranderd. Het denken over 'luchtbescherming', het ontwikkelen van rampenplannen, het opleiden van 'luchtbeschermings-personeel' en zelfs ideeën om een complete parallelstad te bouwen waarin de burgers zouden kunnen schuilen - al die inspanningen worden pas op hun effectiviteit getoetst op het moment dat het erop aankomt: hoeveel veiligheid biedt het luchtbeschermingsschild wanneer de dreiging overgaat in een daadwerkelijk bombardement? Maar hoe kwetsbaar de steden en hun bewoners ook zijn voor technisch geavanceerde aanvallen, zij blijken altijd weer taai en laten zich niet eenvoudig van de kaart vegen.