De jonge verteller in Seizoen van de trek naar het noorden keert na een jarenlange studie in Europa terug naar zijn geboortedorp in Soedan. Het zijn de jaren zestig van de vorige eeuw; Soedan heeft net de onafhankelijkheid bereikt. In het dorp ontmoet Moestafa Sa'ied, een nieuwe bewoner, die in tegenstelling tot de anderen geen blijk geeft van enige bewondering voor zijn prestaties en zelfs een bijna vijandelijke afstandelijkheid toont. De verteller is vastbesloten achter de identiteit van deze mysterieuze vreemdeling te komen. Wat hij dan over hem ontdekt, wakkert behalve nieuwsgierigheid ook wanhoop en woede aan.