WOORD VOORAF In dit boek worden twee nieuwtestamentische brieven, 2 Petrus en judas, samen behandeld zonder daarmee hun zelfstandigheid te ontkennen. Beide dokumenten vormen een schriftelijke neerslag van de apostolische erfenis. Toen Petrus met zijn tweede brief zijn geestelijk testament schreef, legde hij' een deel van die erfenis vast voor latere generaties. Judas heeft uit diezelfde erfenis nog weer andere voorbeelden geput, toen hij' Petrus' waarschuwingen tegen dwaling herhaalde tegenover joodse christenen. De overeenkomst tussen 2 Petrus en judas bestaat dus vooral in hun gezamenlijke relatie tot de leer van de apostelen. Zo is het testament van de apostelen geworden tot een testament in tweevoud. Met het verschijnen van deze commentaar is voor mij persoonlijk een periode van ongeveer tien jaar studie in de brieven van Petrus en judas tot een zekere afronding gekomen. In 1988 mocht ik aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Klampen (Broederweg) mijn proefschrift verdedigen over de authenticiteit van 2 Petrus, getiteld: De tweede trompet. Nu binnen vijf jaar na mijn promotie zowel een commentaar op 1 Petrus als een commentaar op 2 Petrus en judas kon worden geschreven en gepubliceerd, zie ik met grote dankbaarheid op heel dat decennium van studie terug. Meerdere malen zal in deze commentaar verwezen worden naar genoemd proefschrift, met name voor een bredere bespreking van allerlei authenticiteitsvragen rond de exegese van Petrus' tweede brief. Hoewel de uitleg van 2 Petrus geheel opnieuw is doorgenomen en bewerkt, blijft zij op hoofdlijnen parallel lopen met die uit De tweede trompet. Wel zal de aandachtige lezer bij vergelijking merken dat in de exegese hier en daar accenten zijn verlegd. Het is mijn hartelijke wens dat mijn uitleg van de twee brieven van Petrus en de brief van judas mag meewerken aan het gelovig luisteren naar de Schrift, die geen eigenmachtige uitleg toelaat, omdat de schrijvers werden geïnspireerd door de heilige Geest (2 Pe.1,20-21).